Taalwerking, enkele krachtlijnen

(Visietekst – beleidstekst)

Algemeen

Taalwerking Wereld-Delen richt zich op hulpverlening aan kansarmen, in ’t bijzonder in projecten waar deze personen niet of weinig beroep kunnen doen op reguliere hulpverlening.

Vaak zijn scholen of overheden aanvragers voor taalondersteuning. Wat verder voor één aanvrager (bv. scholen) genoemd wordt, kan gelijkaardig zijn voor andere aanvragers. Als er een meer aangepast aanbod bestaat zal onze werking daar naartoe leiden, bv. naar regulier volwassenenonderwijs.  Vereist wordt dat aanvragers hun eigen mogelijkheden maximaal hebben ingezet voor ze op vrijwilligershulp beroep doen.

Taalwerking Wereld-Delen is een vrijwilligerswerking, soms in samenwerking met armoedeprojecten die door professionele collega’s worden begeleid. Taalwerking Wereld-Delen ontstond begin 1999, ontwikkelde een eigen aanpak en groeit nog steeds.

Doelgroep

Onze taalwerking richt zich in eerste instantie naar personen (minderjarigen en volwassenen) die geen of beperkt Nederlands kennen (nieuwkomers, asielzoekers…). In tweede instantie richten we ons tot  kinderen uit gezinnen met een andere thuistaal. Alle personen die taalondersteuning krijgen noemen we verder “cursisten”.

Als er onvoldoende vrijwilligers ter beschikking zijn om aan alle aanvragen te voldoen, dan geven we voorrang aan cursisten die recent (tot 3 jaar) in Vlaanderen verblijven en vanaf de leeftijd van 5 jaar.

Onze taalondersteuning voor anderstalige kinderen gebeurt in principe op en in nauwe samenwerking met de school. Ze is niet gericht op kinderen met algemene lees- of leerproblemen. (Wanneer het zinvol is kunnen oefengroepjes gevormd worden waaraan ook niet-anderstaligen deelnemen, en zo het leren bevorderen.*) Hiervoor dienen ouders, scholen en organisaties zich te richten tot zorgondersteuners, gespecialiseerde leerkrachten, logopedisten en andere geëigende diensten. Indien er vraag is naar begeleiding van kinderen thuis of bij gezinnen, dan trachten we een geïntegreerde aanpak te ontwikkelen die steeds vertrekt vanuit taalondersteuning.

Taalwerking

De taalondersteuning kan de vorm aannemen van vrije conversatie tot gerichte lessen en tussenvormen, naargelang de wens van de aanvragers of/en de mogelijkheden van onze vrijwilligers. (Daarbij hoort ook de mogelijkheid om anderstaligen en niet-anderstaligen in oefengroepen samen te brengen.*) Wanneer mogelijk en nodig kan gebruik gemaakt worden van bestaande cursussen of werkmodules. In andere gevallen kan een vrijwilliger deze zelf uitwerken.

Indien er werk gemaakt wordt van een goed gestructureerd en geïntegreerd taalproject, met begeleiding van ouders en van taalondersteuning bij kinderen, kunnen onze vrijwilligers ook instaan voor andere bij taal aanleunende activiteiten (zoals huiswerkbegeleiding of bijles thuis, voorlezen aan huis, … ). Voor een dergelijk project moet een aparte aanvraag ingediend worden, en het moet in overleg grondig worden voorbereid (doel, werkwijze, stappenplan, opvolging en evaluatiemethode).

Aanvragers

Iedereen kan een gedetailleerde aanvraag tot taalondersteuning indienen.

Bij iedere aanvraag wordt de mogelijkheid onderzocht om deze te laten aansluiten bij een taalgroep (volwassenen) of school (kinderen) in de omgeving. Het is eerder uitzonderlijk dat taalondersteuning aan huis wordt opgestart omdat we het leren spreken van Nederlands in groep graag als middel hanteren.

Scholen of hun inrichtende macht doen de aanvragen voor hun leerlingen.

Andere instanties (OCMW, CAW, CLB, AI&I, gemeentelijke migratiediensten, begeleidingscentra…) kunnen een aanvraag indienen voor hun doelgroep.

Vrijwilligers

Onze vrijwilligers hebben een zeer diverse achtergrond. Sommigen hebben een pedagogische opleiding, anderen niet. Zij worden in eerste instantie gescreend op motivatie (voor dit  vrijwilligerswerk) en achtergrond.

Onze organisatie beslist waar een vrijwilliger ingezet wordt, waarbij we zoveel mogelijk rekening houden met de verwachtingen van de vrijwilliger en van de aanvragende instantie .

We verwachten van de aanvragers dat zij de aan hen toegewezen vrijwilligers met zorg opvangen en rekening houden met hun mogelijkheden, talenten en verwachtingen.

Startende vrijwilligers hebben vaak een tijdlang ondersteuning nodig van de ontvangende instantie. In hun praktijk ontwikkelen zij typische inzichten en vaardigheden. Deze nemen toe met de jaren en worden aangescherpt door vorming en uitwisseling met collega’s, waardoor ze volwaardige gesprekspartners worden van professionelen.

Onze vrijwilligers mogen hiervoor rekenen op respect en waardering.

Al onze vrijwilligers worden ondersteund door een regionale contactpersoon, die de brug vormt tussen vrijwilliger, aanvrager en onze organisatie. De regionale contactpersonen:

  • bereiden nieuwe vrijwilligers voor op hun taak en introduceren hen op hun werkplek
  • leren hen aan te sluiten bij onze visie op taalondersteuning, vermeld in deze beleidsnota.
  • zijn het hele jaar door aanspreekbaar voor hun vrijwilligers
  • maken bij de opstart afspraken met aanvragers, vrijwilligers en eventueel andere betrokkenen; in scholen gebeurt dit ook bij elk nieuw schooljaar
  • organiseren op elke werkplek minstens twee keer per jaar een bespreking met vrijwilliger, aanvrager en eventueel andere betrokkenen omtrent persoonlijke, pedagogische en praktisch vragen die de samenwerking en ondersteuning kunnen verbeteren
  • brengen regelmatig verslag uit van hun contacten binnen onze organisatie

Vorming en uitwisseling

Voor beginnende vrijwilligers richt de Taalwerking een vorming voor starters in. Zij worden allen verwacht aan te sluiten bij de eerstvolgende mogelijkheid die hen daartoe geboden wordt. Daarnaast krijgen ze de kans de praktijk van taalondersteuning te observeren bij meer ervaren collega’s.

Doorheen het jaar organiseert de Taalwerking permanente vorming, overleg en uitwisseling. We verwachten van onze vrijwilligers dat zij hieraan met enige regelmaat deelnemen.

Mits akkoord van hun contactpersoon kunnen vrijwilligers ook deelnemen aan externe vorming die bij hun taalopdracht aansluit.

Omdat de visie en praktijk rond taalondersteuning voortdurend in verandering is zijn deze vormingskansen ook voor ervaren vrijwilligers volwaardige bijscholingsmomenten.

Basishouding en werkwijze

Basishouding

In onze taalwerking focussen vrijwilligers in eerste instantie op de noden en vraagstelling van de cursisten die hen worden toegewezen.

Belangrijk is dat cursisten zich bij hen thuis voelen zich aanvaard weten in hun cultuur en reguliere gebruiken

Algemene aanpak

De aanvrager en vrijwilligers zullen cursisten aansporen en motiveren om aan de taalactiviteiten deel te nemen. De koppeling van de taalwerking aan de beleving en de interesses van de cursisten kan zeer bevorderlijk zijn voor hun zelfvertrouwen.

Wij gaan uit van de vorderingen van betrokken cursisten, wat impliceert dat de vrijwilliger op zoek gaat naar de beste uitgangspositie om leerhiaten op te sporen en om daar rond te werken.

Wij geloven in de kracht van groepswerk in controleerbare groepsgrootte omdat daarin verschillende vormen van taalvaardigheid aangesproken worden en groepsleden elkaar positief kunnen uitdagen. Wanneer het verschil in taalontwikkeling groot is, of als er gezags- of didactische redenen zijn om individueel of met slechts enkele cursisten te werken dan kan ook hiervoor gekozen worden.

Wij kiezen voor een ervaringsgerichte aanpak, zeer vaak vertrekkend vanuit waarnemingen, vaststellingen ter plaatse, geluiden en voorwerpen, actief bezig zijn, spel, ontmoetingen, interessegebieden en uitdagingen. Het spreekt vanzelf dat de vrijwilliger ook zijn eigen interesses in de aanpak kan verwerken.

De taalondersteuning moet kunnen doorgaan in een aangepaste omgeving (voldoende rustig, een “eigen plek”, voorzien van de nodige faciliteiten, …). Niet enkel om zoveel mogelijk vooruitgang te boeken, maar ook uit respect voor de inspanningen en de inzet van cursisten en vrijwilligers.

Doordat taalondersteuning meestal tijdens een beperkte tijd plaatsvindt hebben vrijwilligers het soms moeilijk om vorderingen in te schatten. In de mate van het mogelijke maken ze hierover notities en krijgen zij inzicht in resultaten van testen die door de school worden afgenomen. Het is ook belangrijk dat zij kunnen rekenen op feedback van andere betrokken partijen (school, CLB, …).

Aanpak in scholen

In scholen is het belangrijk dat onze vrijwilligers betrokken worden bij het overleg in verband met de evolutie van de betrokken kinderen (via afstemming met de klasjuf en de zorgcoördinator, eventueel deelname aan multidisciplinaire teams, …). Waar enigszins mogelijk vragen we een eigen plekje voor de taalondersteuning. We verwachten ook dat onze vrijwilligers goede informatie krijgen over gangbare gebruiken, vrije dagen, koffiepauzes, … Vrijwilligers dienen ook zelf contact te zoeken, bijvoorbeeld door deel te nemen aan koffiepauze en overleg te vragen.

De vrijwilliger in scholen zal niet zonder meer aansluiten bij de lessen die klassikaal gegeven worden, maar werkt – steeds in overleg met de juffen en zorgcoördinator – aan een eigen traject waarbij de anderstalige kinderen kansen krijgen om zich te ontplooien op die taalgebieden die moeilijk zijn voor hen. Daarbij is de ervaringsgerichte aanpak essentieel (vertrekken vanuit waarnemingen, geluiden en voorwerpen, actief bezig zijn, spel, ontmoetingen, …). Dit kan geleidelijk evolueren naar een meer systematisch lesaanbod en bijhorende leerhouding.

Volwassenen

In functie van een bepaald doel kan projectmatig werken zinvol zijn voor groepen, uitgevoerd in een bepaald tijdsbestek en volgens duidelijke tussenstappen, bv. taalgebruik in het kader van een eindwerk, solliciteren, beroepsgerichte vakken, aanleren van de wegcode…

De aanvrager zal cursisten op regelmatige wijze aangesporen en motiveren om aan de taalactiviteiten deel te nemen. Uiteraard zal de vrijwilliger deze motivatie eveneens trachten wakker te maken. Dit kunnen we in de hand werken door de taalwerking te koppelen aan werk gerelateerde thema’s of aan concrete onderwerpen uit het dagelijkse leven van de cursisten.

Gezinsbewust

Begeleiding van kinderen gebeurt steeds gezinsbewust. Daartoe worden ook kansen benut die een goed contact met ouders kunnen bieden. In geïntegreerde projecten zal op positieve wijze en vanuit de leefsituatie van ouders en kinderen naar de meest beklijvende werkwijze worden gezocht.

Materialen

Bij een werking in scholen gaan we ervan uit dat veel materiaal dat op school aanwezig is ook door de vrijwilligers kan gebruikt worden en dat de kost van kopies en dergelijke door de school gedragen wordt.

Onze organisatie kan voor specifiek materiaal zorgen, zoals aangepaste cursusmappen, visuele hulpmiddelen, spellen…, en beschikt over een eigen materialenbank, inclusief geluidstoestellen. Zo nodig wordt materiaal aangemaakt of aangekocht.

Vrijwilligers kunnen ook gebruik maken van materiaal uit het Provinciaal Documentatiecentrum Atlas, met vestigingen in Turnhout en Antwerpen.

Praktisch

Vrijwilligers maken in overleg met de aanvragers en met hun contactpersoon bij Wereld-Delen afspraken rond de praktische regelingen (dag- en uurregelingen, aantal cursisten, afwezigheden, begin- en einddatum van de begeleiding). De contactpersonen houden het secretariaat hiervan op de hoogte via hun verslagen.

Wereld-Delen sluit voor de vrijwilligers een algemene vrijwilligersverzekering af, een ongevallenverzekering, een blokverzekering bijzondere activiteiten én een eigen schoolverzekering. Deze laatste dekt risico’s voor vrijwilligers én cursisten, bv. als de vrijwilliger eigen extra-muros-initiatieven neemt (steeds mits overleg).

De aanvragers vergoeden Wereld-Delen voor de werkelijke kosten van de taalwerking (in al haar vormen). Daarbij worden kosten voor de organisatie, vorming, verzekering, administratie en begeleiding van de vrijwilligers… gedeeld naargelang het aantal vrijwilligersdagen per vrijwilliger en per aanvrager, resp. het aantal cursisten binnen onze werking. Cursusmateriaal en kosten specifiek voorzien voor een bepaalde aanvrager, worden aan de betrokken aanvrager aangerekend. Voor vervoerskosten van de vrijwilligers wordt een gemiddelde vervoerkost berekend van alle taalvrijwilligers actief bij Wereld-Delen.

Aanvragers kunnen vaak genieten van een derdebetalersregeling (door een overheid of andere instantie via subsidie of andere vergoedingsvorm). De aanvragers zorgen zelf voor de afspraken in deze. Vervolgens volgt onze organisatie de afspraken met deze externe partner.

Tot slot

Elke vogel zingt zoals hij gebekt is. Dat geldt zowel voor cursisten als voor vrijwilligers. Dit is onze basis, ons uitgangspunt. Deze krachtlijnen trachten daarbij een leidraad, een beleidslijn aan te bieden. Deze leidraad blijft voortdurend ter discussie en kan aangepast worden rekening houdend met de bevindingen die doorheen de werking worden gedaan.

Geactualiseerd op de stuurgroep van 27 januari 2018.

*= toevoegingen vanuit recente vragen naar duidelijkheid (2021)

Facebooktwitter